ECLI:NL:HR:2021:1908

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
20/02243
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over domeinnaam in strijd met merkrecht en proceskostenvergoeding

In deze zaak hebben de eisers, bestaande uit [eiser 1], ITT HOLDING B.V. en ITT CONTROL B.V., beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het hof. De zaak betreft een geschil over een domeinnaam die in strijd zou zijn met het merkrecht van de verweerder, Karl Dungs GmbH & Co. KG, gevestigd in Duitsland. De eisers hebben hun zaak laten vertegenwoordigen door hun advocaat A.M. van Aerde, terwijl Karl Dungs werd bijgestaan door advocaat V. Rörsch. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld. Karl Dungs vorderde vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten, stellende dat het cassatieberoep misbruik van procesrecht zou zijn. De Hoge Raad heeft echter geen bewijs gevonden voor dit misbruik en heeft de vordering van Karl Dungs voor een deel toegewezen. De Hoge Raad heeft de eisers veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 7.600,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is gewezen op 17 december 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02243
Datum17 december 2021
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. ITT HOLDING B.V.,
gevestigd te Barneveld,
3. ITT CONTROL B.V.,
gevestigd te Barneveld,
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: A.M. van Aerde,
tegen
KARL DUNGS GMBH & CO. KG,
gevestigd te Urbach, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Karl Dungs,
advocaat: V. Rörsch.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar:
zijn arrest tussen partijen in de zaak 17/04822 van 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2221;
het arrest in de zaak 200.258.815/01 van gerechtshof Den Haag van 21 april 2020.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Karl Dungs heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [eisers] mede door N.M. Bilderbeek.
De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2.2
[eisers] dienen als in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten.
Karl Dungs vordert primair vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten, op de grond dat het instellen van dit cassatieberoep moet worden aangemerkt als misbruik van procesrecht, althans onrechtmatig is, omdat daarbij geen ander doel wordt nagestreefd dan de vertraging van de uitvoering van de beslissing van de WIPO-geschillenbeslechter. Nu van genoemd motief niet is gebleken, kan het gestelde misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen niet worden aangenomen.
Subsidiair vordert Karl Dungs dat haar proceskosten, voor zover deze betrekking hebben op de merkenrechtelijke beoordeling, worden begroot op de voet van art. 1019h Rv. In zoverre is haar vordering wel toewijsbaar. Onderdeel 1 van het middel ziet op de merkenrechtelijke beoordeling van de zaak. Daaraan worden de kosten voor 50% toegerekend. Van toepassing zijn de Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad 2017. De zaak dient in de zin van die regeling te worden aangemerkt als een eenvoudige zaak. Dat betekent dat wat betreft het honorarium voor vergoeding in aanmerking komt 50% x (€ 10.000,-- + € 3.000,--) = € 6.500,--. Voor de andere helft van de zaak wordt 50% van het liquidatietarief toegepast, te weten € 1.100,--.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Karl Dungs begroot op € 902,34 aan verschotten en € 7.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
17 december 2021.