In deze zaak hebben de eisers, bestaande uit [eiser 1], ITT HOLDING B.V. en ITT CONTROL B.V., beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het hof. De zaak betreft een geschil over een domeinnaam die in strijd zou zijn met het merkrecht van de verweerder, Karl Dungs GmbH & Co. KG, gevestigd in Duitsland. De eisers hebben hun zaak laten vertegenwoordigen door hun advocaat A.M. van Aerde, terwijl Karl Dungs werd bijgestaan door advocaat V. Rörsch. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld. Karl Dungs vorderde vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten, stellende dat het cassatieberoep misbruik van procesrecht zou zijn. De Hoge Raad heeft echter geen bewijs gevonden voor dit misbruik en heeft de vordering van Karl Dungs voor een deel toegewezen. De Hoge Raad heeft de eisers veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 7.600,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is gewezen op 17 december 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.