Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
14 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het vervoeren van cocaïne en amfetamine, en het voorhanden hebben van een boksbeugel en een wapenstok. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een eerdere uitspraak van het hof, waarin de verbalisanten een controle hadden uitgevoerd op de verdachte, die zich achter een geparkeerde auto bevond. De verbalisanten vorderden inzage in het rijbewijs en kentekenbewijs van de verdachte, waarbij zij zich beriepen op hun controlebevoegdheid volgens artikel 160 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd dat de verdachte op het moment van de controle de bestuurder van de auto was. De Hoge Raad concludeerde dat de controlebevoegdheid niet correct was toegepast, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk de bestuurder was. Dit leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het hof en de terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak, wat door de Hoge Raad werd gevolgd. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij het uitoefenen van controlebevoegdheden door de politie, vooral in situaties waarin de status van de verdachte als bestuurder ter discussie staat.