2.2De rechtbank heeft het klaagschrift, dat strekt tot teruggave van de onder klager [klager 1] inbeslaggenomen harde schijf met (beveiligings)beelden, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
“Onder leiding van de officier van justitie vindt een onderzoek plaats onder de naam Swilly, dat zich richt op de invoer van grote hoeveelheden verdovende middelen in Nederland. In het kader van dit onderzoek heeft op 21 april 2020 een doorzoeking plaatsgevonden in het pand aan de [a-straat 1] in [plaats]. Dit pand behoort klagers in eigendom toe. Klagers – die in het onderzoek niet als verdachten zijn aangemerkt – hadden het pand verhuurd aan een zekere [betrokkene 1].
De harde schijf waarvan thans de teruggave wordt verzocht, betreft de originele harde schijf van klagers met daarop (beveiligings-)beelden van (de omgeving van) [a-straat 1] in [plaats].
Uit de zogenoemde Kennisgeving van inbeslagneming volgt dat deze harde schijf (…) onder klager [klager 1] in beslag is genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met het oog op de waarheidsvinding.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van dit beslag vordert.
Klagers stellen zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt dat het belang van strafvordering zich niet tegen opheffing van het beslag verzet, nu door politie en/of justitie inmiddels een zogenoemde image (kopie) van de (beelden op de) harde schijf is gemaakt. Daarom dient de harde schijf aan klagers te worden teruggegeven, uitdrukkelijk inclusief de daarop opgeslagen/vastgelegde (beveiligings-)beelden. Klagers stellen (…) dat zij ook een belang hebben bij het (weer) in bezit krijgen van de beelden, nu op die beelden te zien zou zijn dat en hoe (i) schade aan het pand is toegebracht en (ii) (disproportioneel) politiegeweld tegen klager [klager 1] is toegepast, die zich kort voor de doorzoeking buiten het pand bevond. De beelden kunnen daarom dienen ter onderbouwing van de positie als (financieel) gedupeerde/slachtoffer van overheidsgeweld, aldus klagers.
De officier van justitie heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de harde schijf exclusief de (beveiligings-)beelden aan klagers kan worden teruggegeven. Volgens de officier van justitie kunnen deze beelden niet worden teruggegeven, onder meer gelet op de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. (…) Nu klagers de harde schijf enkel inclusief de beelden terug willen, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard; het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave van de harde schijf inclusief de beelden.
(…)
Naar het oordeel van de rechtbank is het voor de waarheidsvinding niet nodig dat het beslag gehandhaafd blijft. Klagers wijzen er terecht op dat inmiddels een image (kopie) van de (beelden op de) hard schijf is gemaakt.
Anders dan de advocaat van klagers in zin brief van 16 juli 2020 heeft opgemerkt, heeft de officier van justitie in zijn schriftelijke reactie op het klaagschrift van 14 juli 2020 echter ook gewezen op het belang van een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer (…). Deze reactie houdt – voor zover hier van belang – voorts het volgende in:
“Op 21 april 2020 werd in het bedrijfspand en in de bovengelegen woning aan [a-straat 1] te [plaats] in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte [betrokkene 1] ter zake invoer van grote hoeveelheden verdovende middelen een doorzoeking verricht. Voorafgaand aan de doorzoeking heeft de politie buiten op het terrein van dit pand een pseudodienstverleningsactie uitgevoerd (…).
De harde schijf bevat bewijsmateriaal ter zake het strafrechtelijk feit waarvan verdachte [betrokkene 1] wordt verdacht. Deze beelden op de harde schijf worden aan het strafrechtelijk dossier toegevoegd. (...).
(…)
Door de officier van justitie is aan klagers aangeboden om de beelden van de harde schijf af te halen en vervolgens de lege schijf aan de klagers te retourneren. Voorts is door de officier van justitie, conform art 39f lid 7 onder g Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJSG), toegezegd dat de beelden, in verband met een eventuele rechtszaak van klagers tegen de staat terzake de vernieling van de deur en het tegen [klager 1] toegepaste geweld, bewaard zouden blijven. Dit aanbod is echter door klagers niet geaccepteerd. Klagers wensen te beschikken over de harde schijf inclusief de beelden.
Naar het oordeel van het Openbaar Ministerie staat de WSJG het Openbaar Ministerie niet toe om gegevens (bewijsmateriaal) uit een strafrechtelijk dossier aan derden, anders dan op in die wet genoemde gronden, te verstrekken. Daarnaast is het naar het oordeel van het Openbaar Ministerie, vanwege tactische overwegingen, noodzakelijk om de tactische opsporingsmethodieken, zoals in casu de pseudodienstverlening, en beelden van de doorzoeking waarbij de betrokken opsporingsambtenaren (politie en justitie) herkenbaar in beeld zijn gebracht afte schermen. Indien deze beelden vrijelijk beschikbaar zouden worden gemaakt, zou dit onmiskenbaar problemen opleveren voor de veiligheid van opsporingsambtenaren in het algemeen en in het bijzonder voor de bij deze doorzoeking aanwezige opsporingsambtenaren.
Tenslotte: het is helaas gezien de mogelijkheden op de opname apparatuur niet mogelijk om delen van de beelden, bijvoorbeeld enkel de vernieling en het tegen [klager 1] toegepaste geweld, er af te halen. In verband met dit belang van de klagers, zullen de beelden ten behoeve van een rechtszaak tegen de Staat bewaard blijven.”
Indachtig deze argumenten van de officier van justitie die door/namens klagers onvoldoende zijn weersproken, is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van de harde schijf inclusief de daarop opgeslagen/vastgelegde (beveiligings-)beelden zal bevelen. Onttrekking aan het verkeer is immers mogelijk ten aanzien van voorwerpen waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of met het algemeen belang (artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank kent in dit verband bijzonder gewicht toe aan het belang van de afscherming van opsporingsmethodieken – in casu de pseudodienstverleningsactie en de doorzoeking – en de bescherming van de veiligheid en de privacy van de daarbij betrokken overheidsdienaren. Indien de door de officier van justitie beschreven beelden in handen van klagers komen, worden deze belangen al geschaad. De toezegging van klagers dat ‘uiterst prudent’ met de beelden zal worden omgegaan, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, te minder nu klagers aangeven de beelden – indien en voor zover nodig – te zullen tonen in niet enkel (een) procedure(s) tegen de Staat, maar mogelijk ook een procedure tegen de gemeente Zaanstad betreffende de toepassing van de bestuursdwang.
De rechtbank heeft oog voor het belang van met name klager [klager 1] bij het kunnen beschikken over de (beveiligings-)beelden. Als gesteld (financieel) gedupeerde/slachtoffer van overheidsgeweld moet met zijn belang ook rekening worden gehouden. De rechtbank heeft dit belang meegewogen bij haar beoordeling of het hoogst onwaarschijnlijk is dat er later een onttrekking aan het verkeer zal volgen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het belang van klager(s) echter voldoende gediend met de toezegging van de officier van justitie dat de beelden afkomstig van de harde schijf zullen worden bewaard ten behoeve van een rechtszaak van klager(s) tegen de Staat.
Gelet op het voorgaande – en nu klagers niet instemmen met een teruggave van de harde schijf exclusief de beelden – dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard. Het belang van strafvordering vordert het voortduren van het beslag.”