ECLI:NL:HR:2021:1867
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2021 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie dat was ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 februari 2021. Het beroep in cassatie was ingesteld namens een partij, aangeduid als [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit verzoek werd gedaan via een aangetekende brief op 12 april 2021, die volgens Track&Trace op het opgegeven adres is afgeleverd.
De indiener heeft een machtiging overgelegd, maar deze omvatte niet het instellen van beroep in cassatie. De Hoge Raad concludeert hieruit dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Op basis van deze bevindingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2021.