ECLI:NL:HR:2021:1865
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad had op 9 april 2021 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om binnen vier weken een afschrift van de uitspraak waartegen het cassatieberoep was gericht, over te leggen. Dit bericht werd ook per e-mail naar belanghebbende verzonden. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht op 9 april 2021 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Belanghebbende heeft echter geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om het afschrift van de uitspraak over te leggen.
Aangezien het niet mogelijk was om te bepalen tegen welke uitspraak het beroep in cassatie was gericht, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing werd genomen door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en werd in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.