ECLI:NL:HR:2021:1865

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
21/01420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad had op 9 april 2021 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om binnen vier weken een afschrift van de uitspraak waartegen het cassatieberoep was gericht, over te leggen. Dit bericht werd ook per e-mail naar belanghebbende verzonden. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht op 9 april 2021 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Belanghebbende heeft echter geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om het afschrift van de uitspraak over te leggen.

Aangezien het niet mogelijk was om te bepalen tegen welke uitspraak het beroep in cassatie was gericht, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing werd genomen door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en werd in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01420
Datum10 december 2021
ARREST
op het door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
De griffier van de Hoge Raad heeft op 9 april 2021 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld binnen vier weken een afschrift van de uitspraak waartegen het cassatieberoep is gericht, over te leggen. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitale dossier van belanghebbende is eveneens op 9 april 2021 een notificatie verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 9 april 2021. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.2
Omdat het niet mogelijk is te bepalen tegen welke uitspraak het beroep in cassatie is gericht, zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.