Vervolgens heeft de raadsman van de verdachte het verzoek om de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen te horen op die terechtzitting bij pleidooi herhaald. Volgens de in het dossier gevoegde pleitnota, zoals deze blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting mondeling is aangevuld, heeft de raadsman daarbij het volgende aangevoerd:
“[verdachte] stelt dat aan hem niet op het bureau door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de uitlevering van vuurwapens is gevorderd, maar dat hij is geconfronteerd met de kennelijke vondst van een vuurwapen in de woning, hetwelk hij heeft bevestigd door de plaats te vermelden waar dit kennelijk gevonden was. Dat is ook de reden om de getuigen te horen. Namelijk dat door de verbalisanten geen vordering is gedaan tot uitlevering van vuurwapens, maar een verhoor van de verdachte heeft plaatsgevonden. Die bevoegdheid hadden de verbalisanten niet meer.
Op het moment dat iemand is aangehouden, er huiszoeking is geweest en kort daarna op de verdenking verhoord zal gaan worden, kan geen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot uitlevering van een vuurwapen, zonder dat verdachte vooraf wordt gewezen op het recht om te zwijgen en vooraf een raadsman te consulteren en deze bij het verhoor aanwezig te hebben. De verbalisanten relateren in hun proces-verbaal dat er sprake was van een vordering, maar het was feitelijk een verhoor. Om die reden moeten deze verbalisanten worden gehoord. Er was sprake van een verhoor, terwijl [verdachte] bij zijn voorgeleiding bij de hulpofficier heeft aangeven gebruik te willen maken van het recht op consultatie van een advocaat voorafgaand aan het verhoor. Door hieraan niet te voldoen is het verhoor onrechtmatig.
Bovendien was het verhoor al onrechtmatig omdat voor de aanhouding van [verdachte] onvoldoende verdenking was. Er was slechts TCI-informatie. Nu er bij de doorzoeking niets was gevonden, was er derhalve nog minder verdenking.
Het standpunt daardoor is dat sprake is geweest van onherstelbare vormverzuimen in het opsporingsonderzoek, die dienen te leiden tot primair uitsluiting van bewijs en subsidiair tot een strafvermindering.
Door het onrechtmatige verhoor van [verdachte] kon redelijkerwijs worden vermoed dat en waar het vuurwapen zich bevond. Door de onrechtmatige tweede binnentreding is het ook daadwerkelijk aangetroffen.
De privacy van [verdachte] is het geschonden belang. In het bijzonder het huisrecht. De woning van [verdachte] is na de laatste binnentreding ook onvoldoende afgesloten achtergelaten, waardoor een groot gedeelte van de eigendommen van [verdachte] zijn ontvreemd. Hij heeft derhalve daarin ook nadeel gehad van schending van zijn privacy.
Er is sprake van schending van een belangrijk strafvorderlijk beginsel, dat ook in aanzienlijke mate is geschonden. Dit dient te leiden tot de uitsluiting voor het bewijs van het verhoor van [verdachte]. Zowel het verhoor waarbij volgens de verbalisanten de uitlevering van het vuurwapen is gevorderd als het daaropvolgende verhoor van mijn cliënt moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten. En het vinden van het vuurwapen. Hetgeen weer dient te leiden tot een vrijspraak.
Bovendien dient de schending en het nadeel van [verdachte] te leiden tot een strafvermindering, in die zin dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan [verdachte] wordt opgelegd. Nu mijn cliënt zelf heeft aangegeven waar het vuurwapen lag, verzoekt de verdediging u de straf te matigen en een taakstraf op te leggen.”