Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
7 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep was ingesteld door de betrokkene, die in deze zaak werd vertegenwoordigd door advocaat D. Koningsbloem. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met hennephandel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de betalingsverplichting. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde betalingsverplichting van € 119.475 naar € 114.475. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.