Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
30 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, bedreiging en verblijf als ongewenst vreemdeling in Nederland. De zaak draait om de geldigheid van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep, die was uitgereikt aan de griffier omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was. De verdachte had in zijn politieverhoor het adres van zijn moeder opgegeven als zijn postadres, maar het hof oordeelde dat dit adres niet als feitelijke woon- of verblijfplaats kon worden aangemerkt. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat het oordeel van het hof niet zonder meer begrijpelijk is. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.