Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
30 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2020. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat N. van Schaik. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek in het kader van hennepteelt. De betrokkene had in deze procedure aangevoerd dat het hof ten onrechte was uitgegaan van vier oogsten bij de beoordeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel werd gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad is daarmee definitief en de vordering tot ontneming van het voordeel blijft gehandhaafd.