ECLI:NL:HR:2021:1790

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
20/02607
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam inzake vals paspoort en wetenschap verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 augustus 2020. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vals paspoort van Tanzania, in strijd met artikel 231.2 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de valsheid van het paspoort ontoereikend was gemotiveerd. De bewijsvoering bood onvoldoende basis om te concluderen dat de verdachte wist dat het paspoort vals of vervalst was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De zaak begon met een proces-verbaal van de opsporingsambtenaren die het paspoort op 7 oktober 2018 in beslag namen op Schiphol. De verdachte had verklaard dat hij het paspoort van een kennis in Dubai had gekregen, die het nodig had om terug te reizen naar Afrika. De verdachte had verschillende verklaringen afgelegd over de herkomst van het paspoort, maar het hof oordeelde dat hij wist dat het document vervalst was. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze conclusie niet zonder meer kon worden getrokken uit de bewijsvoering, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak en terugwijzing naar het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02607
Datum30 november 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 augustus 2020, nummer 23-004481-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte “wist” dat het nationaal paspoort van Tanzania dat hij voorhanden had vals of vervalst was.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 7 oktober 2018 te Schiphol een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel I van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal paspoort van Tanzania (voorzien van nummer [001] , op naam van [betrokkene 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964), waarvan hij, verdachte, wist dat dit vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten met nummer PL27QR/18-086151 van 7 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierparagraaf 0.7.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op zondag 7 oktober 2018, omstreeks 17:00 uur, waren wij, verbalisanten, werkzaam in het bureau van de afdeling Falsificaten te Schiphol. Aan ons werd overhandigd het volgende reisdocument: een nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het nummer [001] .
Bij onderzoek aan het voornoemde nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het nummer [001] , zagen wij, verbalisanten, dat:
- op naam was gesteld van [betrokkene 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964;
- het document qua kleur, lay-out, detaillering en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel, nationaal paspoort van Tanzania van dit model;
- de in dit document aanwezige bladzijden qua kleur, detaillering en gebruikte productietechnieken niet overeenkwamen met originele bladzijden, aangebracht in een nationaal paspoort van Tanzania van dit model;
- de in dit document aanwezige bladzijden niet waren voorzien van een watermerk, terwijl alle bladzijden, aanwezig in een origineel nationaal paspoort van Tanzania van dit model, wel zijn voorzien van een watermerk;
- het onderste gedeelte van de personaliabladzijde machine leesbaar was ingevuld;
- bij controle van deze machine Leesbare Zone, de berekende waarden van de in de onderste regel vermelde controlegetallen, niet overeenkwamen met de waarden zoals die behoren te zijn na een gestandaardiseerde berekening, die is vastgelegd in Document 9303 van de International Civil Aviation Organization;
- bij aanstraling met een ultraviolette lichtbron de personaliabladzijde duidelijk waarneembaar helder oplichtte, terwijl een personaliabladzijde in een origineel nationaal paspoort van Tanzania van dit model niet helder oplicht;
- er in het document diverse afdrukken van in- en uitreisstempels van de autoriteiten van Tanzania, Ghana, de Verenigde Arabische Emiraten, Zambia, Kenia en Senegal waren aangebracht;
- de voornoemde stempelafdrukken qua detaillering en lay-out niet overeenkomen met originele, door de autoriteiten van Tanzania, Ghana, de Verenigde Arabische Emiraten, Zambia, Kenia en Senegal, aangebrachte stempelafdrukken.
Conclusie:
Naar aanleiding van bovenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat het nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het nummer [001] , een vals exemplaar betreft. Voorts kan worden gesteld dat de in het nationaal paspoort van Tanzania voornoemd, aangebrachte stempelafdrukken valse exemplaren betreffen.
2. Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL27QR/18-086151 van 24 februari 2018 (het hof begrijpt: 8 oktober 2018), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , dossierparagraaf 1.1.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 oktober 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van verdachte:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , toon de verdachte een nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het nummer [001] , welke NIET is voorzien van goedgelijkende pasfoto van de verdachte.
V: Dit document is bij u aangetroffen door de douane, klopt dat?
A: Ja. [...] Een kennis van mij in Dubai zei dat hij een vriend van hem had die in Nederland zat en terug moest naar Afrika maar geen paspoort had om te reizen. Ik moest het paspoort aan die persoon geven. [...] Degene die het paspoort zou moeten gebruiken zou mij maandag bellen. [...] De kennis in Dubai heet [betrokkene 2] , ik ken geen achternaam van hem. Ik had hem voor het eerst ontmoet op een onroerend goed beurs in Dubai. Ik kwam hem [deze keer] in Dubai bij toeval tegen op een feest. Hij vroeg: reis je nog naar Nederland? Het was ook puur toeval dat hij nog een paspoort naar Nederland moest sturen. Dat paspoort kreeg ik niet op het feest maar in de ochtend op het vliegveld. Hij is naar de luchthaven gegaan.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de politierechter op 29 november 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik had een stay over in Dubai en besloot de stad in te gaan. Ik kwam daar toevallig een kennis van me tegen, [betrokkene 2] genaamd, die in Dubai woont en handelt in kunstwerken. Ik heb hem twee jaar geleden voor het eerst ontmoet in Nederland. Op [een] feest kwam ik [betrokkene 2] wederom tegen. U houdt me voor dat ik eerder heb verklaard dat [betrokkene 2] in onroerend goed handelt. Dat is ook zo, maar hij handelt ook in kunst. Op dat feest vroeg [betrokkene 2] mij of ik weer terug zou gaan naar Nederland en zo ja, of ik iets voor hem mee wilde nemen. Dit betrof een paspoort van iemand die in Nederland woonde en zijn paspoort was vergeten. Ik kreeg het paspoort in een enveloppe met daarop geschreven een telefoonnummer. Ik moest dat nummer bellen als ik in Nederland zou zijn aangekomen om een afspraak te maken om het paspoort te overhandigen.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“De raadsman heeft namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep om vrijspraak verzocht van het ten laste gelegde feit, omdat de verdachte niet wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat het paspoort dat hij bij zich had vals was.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft verschillende elkaar op essentiële punten uitsluitende verklaringen afgelegd over degene die het paspoort zou ontvangen. Over het telefoonnummer dat op de enveloppe met het paspoort zou staan, heeft de verdachte niets verklaard bij de marechaussee, terwijl dat belangrijke informatie had kunnen opleveren. Uit de voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, leidt het hof af dat de verdachte wist dat het een vervalst document betrof. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat het een vals paspoort betrof, wordt op grond van het voorgaande niet aannemelijk geacht en terzijde geschoven.”
2.3
Uit de bewijsvoering kan niet zonder meer volgen dat de verdachte “wist” dat het nationaal paspoort van Tanzania dat hij voorhanden had, vals of vervalst was.
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 november 2021.