Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beslissing
30 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de betrokkene, die betrokken was bij hennepteelt. De rechtbank had eerder een hoofdelijke betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene en haar echtgenoot, op basis van het idee van 'gemeenschappelijk voordeel'. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2015:878) en oordeelt dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de betalingsverplichting hoofdelijk moest worden opgelegd. De Hoge Raad concludeert dat de omstandigheden, zoals de medeverantwoordelijkheid van de betrokkene en haar huwelijk met de mededader, niet zonder meer rechtvaardigen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel als gemeenschappelijk kan worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling.
Het procesverloop in cassatie begon met een beroep van de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat N. van Schaik. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft de argumenten van de advocaat-generaal gevolgd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van hoofdelijke betalingsverplichtingen in het kader van profijtontneming.