2.2.1Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij op 21 april 2019 te [plaats] haar echtgenoot, [slachtoffer] , heeft mishandeld door [slachtoffer] meermalen met kracht te slaan, onder meer met een fles, tegen de hals, de arm en het bovenlichaam en te krabben op het lichaam.”
2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019082414-1 van 21 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , inclusief letselfoto’s (doorgenummerde pagina’s 3-4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 april 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben sinds 2017 getrouwd met [verdachte] . Vanaf het begin hadden we vaak ruzie. De ruzies werden erger toen we in februari 2018 in [plaats] kwamen wonen. Het adres is [a-straat 1] .
Vandaag, zondag 21 april 2019, was ik thuis en kregen we ook ruzie. Ik zag dat [verdachte] een lege glazen fles uit de keuken pakte. Ik zag haar met de fles in haar hand op mij afkomen. Ik zag dat zij haar rechterhand hief. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij overal op mijn lichaam sloeg met de glazen fles. Ze raakte mij in mijn nek. Daarna viel de fles op de vloer. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met haar handen op mijn hoofd sloeg. Ik voelde dat zij mij met haar nagels krabde op mijn lichaam. [verdachte] duwde mij naar het raam. Zij trok hierbij ook mijn shirt kapot. De politie heeft foto’s van mij genomen en foto’s van de fles die [verdachte] heeft gebruikt om mij te slaan.
Als verklaring van de verbalisant:
Noot verbalisant: ik zie dat de aangever kneuzingen heeft op zijn bovenlichaam en armen. Ik heb foto’s van het letsel bijgevoegd (nummer 3 t/m 6). Ik zie dat [slachtoffer] erg overstuur is, hij huilt af en toe en zit te bibberen.
2. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2019082524-3 van 21 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , inclusief foto’s (doorgenummerde pagina’s 12-23).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op zondag 21 april omstreeks 15:55 uur hoorde ik de melding dat er huiselijk geweld gaande zou zijn op de [a-straat 1] te [plaats] .
Ter plaatse verklaarde het slachtoffer [slachtoffer] mij dat hij ruzie had gehad met zijn vrouw omdat ze wilden scheiden. Zijn vrouw had hem bij de nek gepakt. Zij had hem meermalen geslagen.
Ik, verbalisant, zag dat het slachtoffer erg ontdaan was tijdens het afleggen van de verklaring. Ik zag dat hij aan het huilen was. Ik zag dat het slachtoffer rondom zijn nek een rode vlek had. Ik zag dat hij ook rode vlekken, vingertoppen breedte, op zijn borst had. Ik zag dat zich aan de onderzijde van zijn linker bovenarm diverse striemen bevonden. Ik zag dat het slachtoffer een ontbloot bovenlichaam had. Ik zag op het bed een zwartgekleurd T-shirt liggen. Ik zag dat het Tshirt vanaf de kraag tot halverwege gescheurd was. Ik zag op de woonkamertafel diverse spullen liggen en een glazen wijnfles.
3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep luidt als volgt, zakelijk weergegeven:
Op 21 april 2019 was ik vanuit [plaats] naar onze woning aan de [a-straat ] in [plaats] gekomen. Ik had mijn man vanuit [plaats] gezegd om niet in het appartement te zijn als ik terug zou komen. Hij was er wél en het was een puinhoop.
Ik was op 21 april 2019 al drie dagen wakker, daarom wilde ik naar bed. Ik was onder invloed van alcohol, maar weet niet meer precies hoeveel ik had gedronken. Ik had een nacht niet geslapen. Ik was van plan één glas te nemen. Wilt u weten hoeveel ik over het hele weekend heb gedronken? Ondanks dat ik had gedronken weet ik nog precies wat er is gebeurd. Het appartement was een rotzooi. De fles op tafel was van mij.
Ik heb hem 1000 euro aangeboden om ergens anders te gaan slapen. [slachtoffer] heeft het geld aangenomen, maar wilde mij de sleutels niet geven.
Toen [slachtoffer] mij de sleutels niet wilde geven, werd ik boos. Ik zei dat hij mij de sleutels moest geven. Hij wilde niet weggaan. Er was wel ruzie, we waren aan het schreeuwen.”
2.3.1Volgens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2020 gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte onder meer aangevoerd dat de verdachte de tenlastegelegde mishandeling betwist en dat de verklaringen van de aangever onbetrouwbaar zijn. Ook heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan om [slachtoffer] als getuige te horen. De pleitnota houdt daarover het volgende in:
“Vrijspraak
Ik ga u vragen om cliënte vrij te spreken vanwege een gebrek aan overtuigend bewijs.
Cliënte heeft meteen na haar aanhouding een ontkennende verklaring afgelegd. Zij spaart zichzelf niet in die verklaring. Ze geeft immers meteen toe dat ze aan het shirt van haar man heeft getrokken en dat zij heeft geprobeerd om hem de woning uit te werken, maar ze ontkent dat ze hem heeft mishandeld. De aanleiding voor de ruzie is dat cliënte wilde dat aangever het huis zou verlaten en dat zij hem om die reden ook € 1.000,- heeft gegeven. Dit geld heeft hij geaccepteerd, maar hij heeft de woning vervolgens niet verlaten. Dat cliënte op de ten laste gelegde datum een bedrag van € 1.000,- heeft overgemaakt naar aangever volgt uit het bankafschrift dat als bijlage I aan deze pleitnotities is gehecht.
Het is opvallend dat aangever wisselende verklaringen heeft afgelegd. Tegen de politie die ter plaatse komt verklaart hij dat er sprake was van een ruzie, dat cliënte hem bij zijn nek heeft gepakt en dat zij hem meerdere keren heeft geslagen, maar dat hij die slagen heeft kunnen afweren. Cliënte zou ook met een fles wijn en een pan tegen de deur hebben geslagen (p. 12 dossier).
Tijdens zijn aangifte verklaart hij vervolgens dat cliënte met de fles op hem afkwam en dat zij hem met die fles overal op zijn lichaam sloeg. Ook zou zij hem op zijn hoofd hebben geslagen met haar handen en hem hebben gekrabd op zijn lichaam (p. 4 dossier).
Deze verklaringen zijn niet verenigbaar en verschillen op belangrijke punten. Dat maakt dat zij onvoldoende betrouwbaar zijn om een bewezenverklaring op te baseren.
In dat kader is ook van belang dat sprake is van een incident in een huwelijk dat zijn beste tijd heeft gehad. Uit het dossier volgt dat aangever en cliënte wilden scheiden, maar dat er onenigheid is over de financiële afwikkeling van de huur e.d. Ook tijdens de scheidingsprocedure stelt aangever telkens dat cliënte hem heeft mishandeld om onder zijn financiële verplichtingen jegens haar uit te komen (bijlage II). Gelet op deze omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat aangever niet de waarheid heeft verteld bij de politie teneinde zijn kansen in de scheidingsprocedure te vergroten.
Daarnaast geldt dat het letsel, behoudens de kras in de nek, onvoldoende specifiek en onderscheidend is om een bewezenverklaring op te baseren. Het overige letsel kan ook zijn ontstaan door het naar buiten duwen van aangever, maar bevestigt niet dat er is geslagen, gestompt of gekrabd.
De kras in de nek kan het gevolg zijn van het vastpakken van het shirt van aangever. Voor zover u oordeelt dat cliënte hem dit letsel heeft toegebracht, meen ik dat niet kan worden bewezen dat dit opzettelijk is gebeurd. Cliënte haar wil was gericht op het aangever bij zijn shirt pakken. Niet kan worden bewezen dat het haar bedoeling was om hem pijn of letsel toe te brengen, of dat zij de kans dat hij pijn of letsel zou bekomen heeft aanvaard.
Conclusie
Er is sprake van twee partijen, er zijn geen getuigen en het waargenomen letsel kan ook passen bij de door cliënte beschreven toedracht. Bij die stand van zaken is er onvoldoende overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring en dient cliënte te worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
Indien u cliënte niet aanstonds vrijspreekt, verzoek ik u om de zaak aan te houden teneinde aangever, met de navolgende contactgegevens, als getuige te horen.
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende op het adres [b-straat 1] , [plaats]
Ik doe dit verzoek uitdrukkelijk voorwaardelijk omdat ik meen dat ongeacht zijn verklaring vrijspraak dient te volgen. Indien uw hof hier niet in meegaat. Meen ik dat het met het oog op de volledigheid van het onderzoek noodzakelijk is om hem te bevragen over zijn wisselende verklaringen en hem te confronteren met de verklaring van cliënte. De antwoorden op deze vragen zouden kunnen leiden tot het oordeel dat cliënte hem niet heeft mishandeld. Derhalve is het horen van deze getuige noodzakelijk ter beantwoording van de eerste vraag van art. 350 Sv.”
2.3.2Het hof heeft bij arrest het gevoerde bewijsverweer verworpen en het (voorwaardelijke) verzoek tot het horen van [slachtoffer] als getuige afgewezen. Het hof heeft daartoe het volgende overwogen:
“De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Daartoe heeft hij, kort samengevat, aangevoerd dat de verdachte direct na haar aanhouding heeft ontkend en de aangever wisselende verklaringen heeft afgelegd. Daarnaast is, volgens de raadsman, het letsel onvoldoende specifiek en onderscheidend om de bewezenverklaring op te baseren en kan, voor zover kan worden vastgesteld dat de verdachte het letsel in de nek van de aangever heeft veroorzaakt, niet worden bewezen dat zij dat opzettelijk heeft gedaan. Zij was zeer dronken en heeft haar man per ongeluk gekrabd toen zij hem bij zijn shirt pakte om hem te bewegen het huis te verlaten.
Subsidiair heeft de raadsman, indien het hof de verdachte niet aanstonds vrijspreekt, verzocht de zaak aan te houden om aangever [slachtoffer] als getuige te horen teneinde hem te bevragen over zijn wisselende verklaringen en hem te confronteren met de verklaring van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de aangever waren getrouwd en in hetzelfde huis woonden. Op 21 april 2019 kwam de verdachte, onder invloed van alcohol, thuis en er ontstond ruzie. Die dag is de politie aan de deur geweest en is weggegaan.
Nadat de aangever de politie opnieuw had gebeld, zag een politieambtenaar in de woning een pan op de grond liggen en een fles op tafel. De aangever huilde en de verbalisant zag dat hij in zijn nek en op zijn bovenlichaam rode vlekken/kneuzingen had, diverse striemen op zijn armen en dat zijn shirt kapot was. De aangever heeft verklaard dat dit letsel is ontstaan doordat de verdachte hem meermalen heeft geslagen, onder meer met een fles en dat zijn echtgenote hem heeft gekrabd en getracht heeft hem uit het raam te duwen.
Het hof ziet, anders dan de raadsman, geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever. De verklaringen van de aangever zijn in de kern gelijkluidend en bruikbaar voor het bewijs. Daarnaast is van belang dat zowel de verbalisant die in de woning was, als de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen diverse letsels bij de aangever heeft geconstateerd. Het aangetroffen letsel past bovendien bij het slaan met een fles en in de woonkamer is ook een fles aangetroffen.
De verklaring die de verdachte voor de letsels heeft gegeven, onder meer dat zij hem bij zijn shirt heeft gepakt om hem het huis uit te sleuren en deels is veroorzaakt door acné of een andere keer is ontstaan, past niet bij de waargenomen letsels. De diverse letsels en de aard ervan passen evenmin bij het enkel per ongeluk krabben. Het hof acht dan ook wettig én overtuigend bewezen dat de verdachte de opzet had haar man te mishandelen.
Voorwaardelijk verzoek
Naar het oordeel van het hof is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en hetgeen de raadsman aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd, van de noodzaak tot het horen van [slachtoffer] als getuige niet gebleken. Het hof wijst het verzoek daarom af.”