Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
23 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 155 hennepplanten in de huurwoning van zijn moeder, die in Suriname verbleef, en van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte verbleef regelmatig in de woning en had toegang tot de verschillende ruimtes. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de diefstal van elektriciteit en de strafoplegging, en vroeg om terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de diefstal van elektriciteit niet zonder meer kon worden afgeleid uit de bewijsvoering. De verdachte had verklaard dat hij in de woning verbleef en dat hij de hennepplantage en de illegale elektriciteitsaansluiting had gezien. Echter, de Hoge Raad vond dat de uitspraak van het hof ontoereikend was gemotiveerd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zelf de elektriciteit had weggenomen. Daarom vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het hof, maar alleen voor wat betreft de diefstal van elektriciteit en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring in strafzaken. De zaak illustreert ook de juridische complicaties rondom de verantwoordelijkheid voor illegale activiteiten in huurwoningen, vooral wanneer de hoofdhuurder niet aanwezig is.