Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
23 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 december 2019. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en had beroep in cassatie ingesteld tegen de strafoplegging die door het hof was opgelegd. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en vroeg om terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof de strafoplegging niet naar behoren had gemotiveerd. Het hof had ten nadele van de verdachte meegewogen dat een eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit de verdachte niet had weerhouden van het plegen van het nieuwe feit. Echter, de Hoge Raad stelde vast dat deze eerdere veroordeling nog niet onherroepelijk was op het moment dat het nieuwe feit werd gepleegd. Dit leidde tot de conclusie dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Het beroep werd voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral in gevallen waar eerdere veroordelingen een rol spelen.