Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
23 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van de klager, die in verband met een strafzaak tegen hem een klaagschrift had ingediend. Het klaagschrift betrof de teruggave van inbeslaggenomen stoffelijke overschotten van katten en een haas, die waren in beslag genomen op verdenking van overtreding van artikel 3 van de Verordening dode gezelschapsdieren van de gemeente Alkmaar. De rechtbank Noord-Holland had op 27 januari 2020 het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard. De klager heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep, omdat er inmiddels een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland was gedaan in de strafzaak tegen de klager, waarin was beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen. Deze uitspraak had invloed op de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, omdat de beslissing over het beslag in de strafzaak betekende dat de klager geen belang meer had bij het beroep tegen de beschikking waarbij zijn klaagschrift ongegrond was verklaard.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De beslissing van de strafrechter over het beslag in de strafzaak tegen de klager maakte het onmogelijk om op het klaagschrift een andersluidende beslissing te nemen. De Hoge Raad heeft de beschikking op 23 november 2021 uitgesproken, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren.