ECLI:NL:HR:2021:1706

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
20/02866
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafoplegging bij eerdere veroordelingen en motivering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 september 2020. De verdachte, geboren in 1991, had beroep ingesteld tegen de strafoplegging die door het hof was opgelegd. De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en vroeg om terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof de strafoplegging niet naar behoren had gemotiveerd. Het cassatiemiddel stelde dat het hof ten onrechte had meegewogen dat eerdere veroordelingen de verdachte niet hadden weerhouden van het plegen van het nieuwe feit, terwijl deze eerdere veroordelingen niet onherroepelijk waren op het moment dat het nieuwe feit werd gepleegd. De Hoge Raad volgde de conclusie van de advocaat-generaal en oordeelde dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd.

Hierdoor volgde een partiële vernietiging van de uitspraak van het hof, specifiek met betrekking tot de strafoplegging, en werd de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het hof in stand blijven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02866
Datum23 november 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 september 2020, nummer 22-000259-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag opdat de zaak te dien aanzien opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof de strafoplegging niet naar behoren met redenen heeft omkleed. Het klaagt in dat verband dat het hof ten nadele van de verdachte heeft geoordeeld dat eerdere veroordelingen de verdachte niet ervan hebben weerhouden het nieuwe, bewezenverklaarde, feit te plegen, terwijl niet blijkt dat die eerdere veroordelingen onherroepelijk waren toen het nieuwe feit werd gepleegd.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 november 2021.