Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
16 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 maart 2021. De verdachte, geboren in 1978, was betrokken bij een ernstige zaak van gekwalificeerde doodslag. In 2017 heeft hij tijdens een woninginbraak in Maastricht een 82-jarige vrouw meermalen met een mes in haar hals gestoken, wat leidde tot haar overlijden. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker uit Rotterdam.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Uiteindelijk kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige misdrijven zoals doodslag en de toepassing van TBS met dwangverpleging.