Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
16 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 27 januari 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die in 2019 in Breda betrokken was bij een poging tot doodslag. De verdachte heeft een ander, die bij een bushokje op de grond lag, meermalen tegen het hoofd getrapt, wat valt onder artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet gegrond zijn. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het gerechtshof bevestigt en de verdachte niet in zijn beroep kan worden ontvangen.