Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
30 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 mei 2020. De verdachte, geboren in 1970, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het medeplegen van schending van het ambtsgeheim, (gewoonte)witwassen, het aanwezig hebben van 'jammers' en het voorhanden hebben van valse identiteitsdocumenten. De advocaat S.F.W. van 't Hullenaar heeft namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf.
De Hoge Raad heeft de ingediende cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Wel heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt en dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren naar twee jaren en elf maanden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.