ECLI:NL:HR:2021:1675

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
20/01655
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanhoudingsverzoek en recidiveregeling bij rijden onder invloed van alcohol en cocaïne

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin een aanhoudingsverzoek was gedaan door zijn raadsman. Dit verzoek had betrekking op de 5-jaarstermijn van de recidiveregeling zoals vastgelegd in artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol en cocaïne, wat leidde tot de vraag of het hof had nagelaten om gemotiveerd te beslissen op het aanhoudingsverzoek. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01655
Datum16 november 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 mei 2020, nummer 23-002948-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 november 2021.