Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
9 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2020. De verdachte, geboren in 1995, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten R.J. Baumgardt, S. van den Akker en P. van Dongen, heeft een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.