ECLI:NL:HR:2021:165

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
19/03700
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging van strafoplegging wegens gebrek aan motivering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was door het hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken wegens twee overtredingen van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad oordeelde dat het hof in strijd met artikel 359 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet in het bijzonder de redenen had opgegeven die hebben geleid tot het opleggen van deze vrijheidsbenemende straf. Dit gebrek aan motivering is in strijd met de wet en leidt tot nietigheid van de strafoplegging op grond van artikel 359 lid 8 Sv.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen door de lagere rechters, en bevestigt dat een gebrek aan motivering kan leiden tot nietigheid van de opgelegde straf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03700
Datum9 februari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 april 2019, nummer 21-000504-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.C.H. Pronk, advocaat te Apeldoorn, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat de strafoplegging betreft, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof in strijd met artikel 359 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in zijn uitspraak niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
2.2
Het hof heeft de verdachte wegens twee overtredingen van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. Het hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
“Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte.”
2.3
Deze overweging bevat geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat is in strijd met het zesde lid van artikel 359 Sv. Dat verzuim leidt op grond van artikel 359 lid 8 Sv tot nietigheid (vgl. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2191).
2.4
Het cassatiemiddel is in zoverre terecht voorgesteld. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van de cassatiemiddelen niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 februari 2021.