Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
23 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 30 november 2020 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1958. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op zijn 87-jarige moeder. De feiten van de zaak zijn ernstig: in 2017 heeft de verdachte geprobeerd zijn moeder te doden door kussens op haar hoofd te drukken, op haar hoofd te gaan zitten en haar keel dicht te knijpen. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten dat het beroep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad vond plaats op 23 november 2021, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter optrad, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.