ECLI:NL:HR:2021:1634

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
21/00410
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak belastingrechtelijke zaak van [X] B.V. tegen Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 januari 2021, waarin de Rechtbank oordeelde over door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Rechtbank had eerder op 19 augustus 2020 een uitspraak gedaan die door belanghebbende werd bestreden.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven en J.A. Cardol, heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft deze middelen beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2021 door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00410
Datum5 november 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 januari 2021, nrs. SGR 20/1602 V tot en met SGR 20/1605 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 19 augustus 2020 betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven en J.A. Cardol, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.