Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt over de strafmaat het volgende in:
“Cliënt wordt in deze verdacht van een winkeldiefstal in vereniging. Hoewel het in deze ten laste is gelegd als één winkeldiefstal bestaat de verdenking feitelijk gezien uit een viertal aaneensluitende diefstallen bij verschillende winkels.
Cliënt heeft die diefstallen van meet af aan bekend. Hij heeft meegewerkt aan het politieonderzoek, heeft antwoord gegeven op de door de politie gestelde vragen en aldus op geen enkele wijze de waarheidsvinding in de weg gestaan.
Door de verdediging is gelet op dit alles in eerste aanleg een beroep gedaan op de landelijke oriëntatiepunten (LOVS oriëntatiepunten). Ondanks dat beroep – en de constatering dat de oriëntatiepunten bij een eenvoudige winkeldiefstal in geval van recidive, waar we ook in deze te maken mee hebben, uitgaat van een geldboete van € 200,00 + 1 week gevangenisstraf voorwaardelijk – is cliënt door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) weken, waarvan drie (3) voorwaardelijk.
De juistheid van die strafoplegging wordt in hoger beroep bestreden.
Vooropgesteld dient te worden dat het in deze gaat om een eenvoudige winkeldiefstal, waarbij over is gegaan tot teruggave van de goederen. Daarnaast gaat het om een relatief geringe waarde van de goederen (€ 405,86 met z’n tweeën, verspreid over vier winkels). In strafverzwarende zin zijn er om die reden – behalve natuurlijk dat het gaat om een ‘in vereniging’ – geen wezenlijke elementen aan te wijzen.
Cliënt heeft recidive. 1 keer eerder werd hij veroordeeld voor een winkeldiefstal in vereniging. Daarvoor werd hij veroordeeld tot betaling van een geldboete ter hoogte van € 500,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken.
Kijkende naar de LOVS oriëntatiepunten heeft bij recidive – een eerste keer – van een eenvoudige winkeldiefstal te gelden dat het oriëntatiepunt € 200,00 geldboete betreft + 1 week gevangenisstraf voorwaardelijk.
Als dat zou worden toegepast op de op cliënt rustende verdenking – en in het ergste geval wordt uitgegaan van vier winkeldiefstallen, hoewel het slechts als één winkeldiefstal ten laste is gelegd – gaat het om € 800,00 geldboete en 4 weken gevangenisstraf voorwaardelijk (namelijk 4 x het oriëntatiepunt bij recidive). De door de verdediging gehanteerde vertaling van de oriëntatiepunten naar de op cliënt rustende verdenking – en waarschijnlijke bewezenverklaring – staat ver af van de in eerste aanleg opgelegde straf van zes (6) weken gevangenisstraf, waarvan drie (3) voorwaardelijk.
Deze straf evenaart nagenoeg het oriëntatiepunt voor een eenvoudige winkeldiefstal in geval van veelvuldige recidive. Dit heeft naar mening van de verdediging geen recht gedaan aan de toepassing van de LOVS oriëntatiepunten op deze zaak. Naar de mening van de verdediging had volstaan dienen te worden met een lagere straf, die in overeenstemming was te achten met de LOVS oriëntatiepunten.
Voorts vermag de verdediging niet in te zien waarom niet is gekozen voor de strafmodaliteit van een werkstraf. Aan cliënt is niet eerder voor een soortgelijke verdenking een taakstraf opgelegd. Cliënt heeft aangegeven zich op korte termijn in Nederland te zullen vestigen en heeft zulks ook gedaan. Daarnaast heeft cliënt aangegeven als postadres het adres van zijn tante te kiezen en daar ook altijd bereikbaar te zijn. Om die reden stelt de verdediging zich op het standpunt dat door de in eerste aanleg oordelende rechter ten onrechte is gekozen voor de strafmodaliteit van een gevangenisstraf.
(...)
CONCLUSIE
Concluderend verzoekt de verdediging Uw gerechtshof om in deze te volstaan met een lagere straf dan de reeds in eerste aanleg opgelegde straf waarbij, als gevolg van de reeds bevolen gevangenhouding, met name het voorwaardelijke deel nog van belang is.”