Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
9 februari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 24 juli 2019 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij de zogenaamde Kliko-moord. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, omdat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. Bij de beoordeling van de klachten was het niet noodzakelijk om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Echter, het derde cassatiemiddel, dat betrekking had op de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van veertien jaren naar dertien jaren en acht maanden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar verwerpt het beroep voor het overige.