ECLI:NL:HR:2021:1596

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
20/01603
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bestuurder bij het aangaan van een huurovereenkomst namens een besloten vennootschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] B.V. en [verweerder]. [eiseres] heeft cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Amsterdam, waarin [verweerder] incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van beide partijen beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere arresten. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De zaak betreft de aansprakelijkheid van een bestuurder die namens een besloten vennootschap een huurovereenkomst aangaat voor een perceel waarvan hij zelf eigenaar is. De Hoge Raad heeft de eerdere vonnissen en arresten in deze zaak in overweging genomen, waaronder die van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink gevolgd, die tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep strekte.

In de beslissing heeft de Hoge Raad [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 2.142,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van [eiseres].

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01603
Datum29 oktober 2021
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiseres],
advocaat: Chr.F. Kroes,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaat: E.J.H. Zandbergen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 111225 / HA ZA 09-533 van de rechtbank Alkmaar van 8 juli 2009, 30 september 2009, 9 juni 2010 en 9 maart 2011;
de arresten in de zaak 200.088.924/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 november 2015, 31 oktober 2017 en 18 februari 2020.
[eiseres] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep en het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.142,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren M.J. Kroeze, als voorzitter, F.J.P. Lock en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
29 oktober 2021.