ECLI:NL:HR:2021:1579
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak belastingrechtelijke zaak betreffende belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 januari 2021. Deze uitspraak was het resultaat van een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 15 juli 2020, waarin een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen aan de orde was.
Belanghebbende heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad heeft deze middelen beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Rechtbank in stand blijft.