ECLI:NL:HR:2021:1549
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie ingesteld door E.J. van de Glind te Barneveld tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 8 april 2021, met nummer AWB 20/49. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard omdat de indiener van het beroepschrift niet kon aantonen dat hij gemachtigd was om het beroep in te stellen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit zijn bevoegdheid bleek, maar dit bewijsstuk is niet overgelegd. De Hoge Raad concludeert dat de indiener niet bevoegd was om namens de betrokken partij beroep in cassatie in te stellen, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Dit betekent dat de kosten die zijn gemaakt in het kader van deze procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak zelf.