ECLI:NL:HR:2021:1543
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 januari 2021, nr. 19/00065. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/5734) betreffende een bezwaar dat door belanghebbende was gemaakt met betrekking tot een aangifte voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De belanghebbende was vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën werd vertegenwoordigd door [P].
De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet noodzakelijkerwijs vragen opriep die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2021 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.