ECLI:NL:HR:2021:1533

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
21/03331
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake medeplegen van hennepteelt met betrekking tot anonieme bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat M. Hoevers, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf, waarbij het feit betrekking had op een grote hoeveelheid hennep. De aanvrager stelde dat er nieuwe informatie beschikbaar was in de vorm van een anonieme brief, waarin werd beweerd dat hij zelden of nooit bij de loods was waar de hennepkwekerij was aangetroffen. Deze brief bevatte ook contactgegevens van twee personen die betrokken zouden zijn bij de organisatie van de hennepteelt.

De Hoge Raad oordeelde dat de anonieme brief niet voldeed aan de eisen voor herziening zoals gesteld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering. De brief wekte geen ernstig vermoeden dat, indien deze informatie eerder bekend was geweest, dit zou hebben geleid tot een vrijspraak of andere gunstige uitkomst voor de aanvrager. De authenticiteit en de juistheid van de inhoud van de brief waren onvoldoende onderbouwd, en er ontbrak informatie over de identiteit van de afzender en de redenen van diens kennis.

Daarom werd de aanvraag tot herziening afgewezen, en de Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling van de aanvrager. Dit arrest is een vervolg op een eerdere zaak (17/06077) die niet gepubliceerd is. De uitspraak benadrukt het belang van de onderbouwing van nieuw bewijs in herzieningsprocedures.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03331 H
Datum19 oktober 2021
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 november 2017, nummer 20-003561-16, ingediend door M. Hoevers, advocaat te Utrecht,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, tot een gevangenisstraf van vijf maanden.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de nietontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
“hij op of omstreeks 18 september 2012 te ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met (een) ander(en) in de uitoefening van beroep en/of bedrijf opzettelijk een grote hoeveelheid van ongeveer 795 hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld.”
3.3
De aanvraag steunt op een bij de aanvraag gevoegde anonieme brief die kort gezegd inhoudt dat de aanvrager zelden of nooit bij de loods was waarin de in de bewezenverklaring bedoelde hennepkwekerij is aangetroffen en dus niet kon weten wat daar gebeurde. De brief vermeldt verder de (contact)gegevens van twee personen die “dit georganiseerd hebben”. Deze brief wekt niet een ernstig vermoeden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De authenticiteit en juistheid van de inhoud van de brief is onvoldoende onderbouwd en controleerbaar, in aanmerking genomen dat de aanvraag en de brief niets inhouden over de identiteit van de afzender en de redenen van wetenschap van die persoon.
3.4
De aanvraag is, gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 oktober 2021.