Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
12 oktober 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 maart 2020. De verdachte, geboren in 1957, was eerder veroordeeld voor hennepteelt en diefstal, waarbij de politierechter een schadevergoedingsmaatregel had opgelegd aan de benadeelde partij, Stedin Netbeheer BV, ter hoogte van € 1.579,35. Het hof had echter de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, wat leidde tot het cassatieberoep van de verdachte. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de schadevergoedingsmaatregel, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof, door de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, onvoldoende had gemotiveerd dat voldaan was aan de vereisten voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef, maar dat de schadevergoedingsmaatregel opnieuw beoordeeld moet worden.