Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
2 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 oktober 2020. Het betreft een klaagschrift van de klager, die bezwaar maakte tegen het beslag op zijn auto in het kader van een verdenking van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De behandeling van het klaagschrift vond schriftelijk plaats, zonder openbare zitting, als gevolg van de COVID-19 maatregelen. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, maar de klager stelde dat er geen openbare behandeling had plaatsgevonden, wat volgens hem in strijd was met de wet.
De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim van de rechtbank om een openbare raadkamerzitting te houden niet tot cassatie leidt. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden van de zaak, waaronder de instemming van de raadsman van de klager met de schriftelijke afdoening van het klaagschrift. De Hoge Raad concludeerde dat er geen belang was aangetoond voor de klager bij cassatie, en dat de overige klachten over de uitspraak van de rechtbank ook niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de klager.