Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
12 oktober 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 april 2019. De verdachte, geboren in 1967, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van (gewoonte)witwassen. De verdediging heeft cassatiemiddelen ingediend, vertegenwoordigd door de advocaten J.S. Nan en S.A.H. Vromen. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf, maar niet van de gehele uitspraak.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot vernietiging van de uitspraak leiden, met uitzondering van de klacht over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en twee weken, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.