ECLI:NL:HR:2021:1434
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 augustus 2020, waarin de Rechtbank beslissingen had genomen in drie samenhangende zaken (nrs. SGR 19/6055 V, SGR 19/6058 V en SGR 19/6060 V) en een verzet tegen een eerdere uitspraak van 28 november 2019. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft het cassatieberoep ingesteld en een middel voorgesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het middel niet relevant was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021.