Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats], Cyprus,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beslissing
1 oktober 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiseres] HOLDING B.V. cassatie ingesteld tegen een tussenarrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat het hof in zijn arrest niet door een uitdrukkelijk dictum een einde aan het geding heeft gemaakt, waardoor het arrest kwalificeert als een tussenarrest. Volgens artikel 401a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een beroep in cassatie tegen een tussenarrest slechts tegelijk met dat van het eindarrest worden ingesteld, tenzij het hof anders heeft bepaald. Aangezien dit niet het geval is, kan [eiseres] niet in haar cassatieberoep worden ontvangen. De Hoge Raad verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar beroep en veroordeelt haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.