Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beslissing
12 oktober 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. Het beroep in cassatie was ingesteld door het openbaar ministerie naar aanleiding van een klaagschrift dat was ingediend door de klager, die in deze procedure niet verder bij naam is genoemd. De zaak betreft een beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op een aanhanger met zes LED-schermen, die onder klager was in beslag genomen in verband met een verdenking van diefstal. De officier van justitie had het voornemen om de aanhanger terug te geven aan de belanghebbende, die de diefstal had aangegeven.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met artikel 552a lid 5 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel verplicht de rechtbank om de belanghebbende in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord en om zelf een klaagschrift in te dienen. De Hoge Raad oordeelde dat uit de aan de Hoge Raad gezonden stukken niet bleek dat een afschrift van de kennisgeving aan de aangever was verzonden. De Hoge Raad vond het niet begrijpelijk waarom de raadkamer van de rechtbank niet de aangever in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, vooral omdat het klaagschrift van de klager niet op een openbare zitting was behandeld vanwege de Coronapandemie.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Noord-Holland, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en het recht om gehoord te worden in juridische procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op beslaglegging.