ECLI:NL:HR:2021:1410

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
19/04788
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op geld aangetroffen in woning van vader van klager in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 17 september 2019, met nummer RK 18/2189. De klager, geboren in 1964, heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het betreft een beslag ex artikel 94a Sv op geld dat in de woning van de vader van de klager is aangetroffen, maar dat onder een ander in beslag is genomen in het kader van een verdenking van overtreding van de Opiumwet. De klager heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat J. Boksem uit Leeuwarden, die een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de klager in zijn beroep en heeft bij aanvullende conclusie verwerping van het beroep voorgesteld.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling is dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 5 oktober 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04788 B
Datum5 oktober 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 september 2019, nummer RK 18/2189, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot het nietontvankelijk verklaren van de klager in zijn beroep en bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 oktober 2021.