Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
28 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die betrokken was bij meerdere hennepkwekerijen en deel uitmaakte van een criminele organisatie. De centrale vragen in deze procedure waren of de betrokkene voordeel heeft genoten uit misdrijven die door anderen binnen de criminele organisatie zijn gepleegd, en of de verdeelsleutel die door het hof is vastgesteld, waarbij 50% van de opbrengst van de hennepkwekerijen aan de betrokkene wordt toegerekend, voldoende gemotiveerd is.
De advocaat van de betrokkene, M.E. van der Werf, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, maar de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.