ECLI:NL:HR:2021:1365
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door J.R.R. Oevering, tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, nummer 20/00143, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nummer BRE 18/5510). De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2021.