ECLI:NL:HR:2021:1364

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
20/03124
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan bevoegdheid van de indiener namens een vennootschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven, maar de Hoge Raad constateerde dat uit de overgelegde machtiging niet bleek dat Verhoeven bevoegd was om namens [X] B.V. het beroep in cassatie in te stellen. De griffier van de Hoge Raad had op 19 juli 2021 een bericht geplaatst waarin Verhoeven werd verzocht om binnen vier weken een geldige machtiging over te leggen. Deze termijn eindigde op 16 augustus 2021, maar Verhoeven heeft de gevraagde machtiging niet overgelegd. Hierdoor ging de Hoge Raad ervan uit dat Verhoeven niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. Een verzoek om uitstel voor het overleggen van de machtiging werd als te laat ontvangen en buiten beschouwing gelaten. Gelet op deze omstandigheden verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03124
Datum24 september 2021
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 september 2020, nr. 18/00675.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] B.V. te [Z]
De griffier van de Hoge Raad heeft op 19 juli 2021 een bericht geplaatst in het onder zaaknummer 20/03124 aangemaakte digitale dossier. In dat bericht is de indiener van het beroepschrift erop gewezen dat uit de overgelegde machtiging niet blijkt dat hij bevoegd is namens [X] B.V. beroep in cassatie in stellen. De griffier heeft daarom de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken een machtiging over te leggen waaruit blijkt dat hij bevoegd is namens [X] B.V. beroep in cassatie in stellen. Die termijn eindigde op 16 augustus 2021. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het hiervoor bedoelde digitale dossier is eveneens op 19 juli 2021 een notificatie verzonden naar het door de indiener van het beroepschrift voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat de indiener van het beroepschrift dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2 Awb, op 19 juli 2021.
De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was namens [X] B.V. beroep in cassatie in te stellen. De indiener van het beroepschrift heeft na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn in het onder zaaknummer 21/03124 aangemaakte digitale dossier een bericht geplaatst waarin hij verzoekt om uitstel voor het overleggen van de gevraagde machtiging. Dit bericht wordt als te laat ontvangen buiten beschouwing gelaten.
Gelet op het vorenstaande zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021.