In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Profound, die zich richtte tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Profound, vertegenwoordigd door advocaat A.H. Vermeulen, had cassatie ingesteld tegen de eerdere uitspraken van het hof, die betrekking hadden op de schadevergoeding wegens de levering van gebrekkig teeltmateriaal. De verweerders, gezamenlijk aangeduid als [verweerders] en vertegenwoordigd door advocaat M.J. van Basten Batenburg, dienden een verweerschrift in. De Advocaat-Generaal G. Snijders adviseerde om Profound niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep voor een deel van de tussenarresten en om het cassatieberoep voor het overige te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van Profound over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van Profound verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.