ECLI:NL:HR:2021:1342

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
20/02284
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens levering gebrekkig teeltmateriaal en risicoaanvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Profound, die zich richtte tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Profound, vertegenwoordigd door advocaat A.H. Vermeulen, had cassatie ingesteld tegen de eerdere uitspraken van het hof, die betrekking hadden op de schadevergoeding wegens de levering van gebrekkig teeltmateriaal. De verweerders, gezamenlijk aangeduid als [verweerders] en vertegenwoordigd door advocaat M.J. van Basten Batenburg, dienden een verweerschrift in. De Advocaat-Generaal G. Snijders adviseerde om Profound niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep voor een deel van de tussenarresten en om het cassatieberoep voor het overige te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van Profound over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van Profound verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02284
Datum24 september 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser], handelend onder de naam PROFOUND,
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: Profound,
advocaat: A.H. Vermeulen,
tegen
1. MAATSCHAP [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
5. [verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/05/238350 / HA ZA 13-31/234/97 van de rechtbank Gelderland van 24 april 2013, 3 juli 2013, 6 november 2013, 23 juli 2014, 12 november 2014 en 4 maart 2015;
de arresten in de zaak 200.169.148 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 augustus 2017, 8 januari 2019 en 28 april 2020.
Profound heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Profound in zijn cassatieberoep, voor zover dat is gericht tegen de tussenarresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 29 augustus 2017 en 8 januari 2019, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De advocaat van Profound heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Profound in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, F.J.P. Lock en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 september 2021.