ECLI:NL:HR:2021:133
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 augustus 2019, nummer 18/00115. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, nummer LEE 17/2189, die betrekking had op een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep met een verweerschrift.
De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende is voorgesteld beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat het middel niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en P.M.F. van Loon, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, op 29 januari 2021.