ECLI:NL:HR:2021:1290
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Zilver, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 augustus 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De Rechtbank had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2010 en 2011, evenals boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente.
De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.