Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
21 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 januari 2019. De verdachte, geboren in 1976, was aangeklaagd voor het medeplegen van de uitvoer van harddrugs naar het Verenigd Koninkrijk, opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De advocaat van de verdachte, H. Bakker, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarop de procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Echter, het vierde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen jaren met zeven maanden. De uiteindelijke gevangenisstraf is vastgesteld op acht jaren en vijf maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.