Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
28 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1983, was beschuldigd van medeplegen van valsheid in geschrift en witwassen. Dit betrof het gebruik van valse werkgeversverklaringen en arbeidsovereenkomsten bij de verkrijging van een hypotheek. De advocaat van de verdachte, V.C. van der Velde, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarop de advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Een van de cassatiemiddelen betrof de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit cassatiemiddel werd gegrond verklaard, maar de Hoge Raad besloot geen verdere rechtsgevolgen aan deze overschrijding te verbinden, gezien de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.