ECLI:NL:HR:2021:1227

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
19/05558
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in penitentiaire inrichting met psychologe als slachtoffer

In deze zaak gaat het om een poging tot zware mishandeling die plaatsvond op 7 juli 2017 in een penitentiaire inrichting. De verdachte, geboren in 1990, heeft de psychologe, die hem moest beoordelen, met kracht bij haar keel gepakt en deze greep gedurende langere tijd vastgehouden. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij zich in een kwetsbare positie bevond, zittend op een stoel, en dat zij veel moeite had om de handen van de verdachte van haar keel te krijgen. De verdachte heeft erkend dat hij wist dat het grijpen bij de keel gevaarlijk was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, maar niet met de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel was er sprake van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel willens en wetens heeft aanvaard. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel verworpen en het oordeel van het hof bevestigd, waarbij het hof voldoende gemotiveerd heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbaarheid van de hals van het slachtoffer en dat zijn handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05558
Datum7 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 december 2019, nummer 22-001563-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.M. Penn, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het bewezenverklaarde opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 7 juli 2017 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde] met kracht bij haar keel/hals heeft gepakt en vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500- 2017190930-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 6-8):
als de op 7 juli 2017 afgelegde verklaring van [benadeelde] :
Ik doe aangifte van een incident dat plaatsvond op 7 juli 2017 te Alphen aan den Rijn. Ik ben psychologe en moest toen [verdachte] in de penitentiaire inrichting beoordelen. Ik zat in een kamer achter een bureau. Toen ik opstond, zag ik dat [verdachte] om de tafel heen liep en mij aanviel. Ik zag en voelde dat hij mij met één hand vastpakte bij mijn keel. Ik voelde dat hij mijn keel stevig beet pakte. Ik probeerde met mijn handen en voeten terug te vechten. Ik viel tijdens deze worsteling naar achteren. Ik probeerde zijn handen bij mijn keel weg te halen. Ik moest veel kracht zetten met mijn handen om zijn handen van mijn keel te halen. Voor mijn gevoel duurde de worsteling erg lang. Ik ben naar een arts gebracht en door haar onderzocht. Ik heb oppervlakkige snijwonden aan de zijkant van mijn keel.
2. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 maart 018 verklaard – zakelijk weergegeven –:
Ik was boos en heb haar vastgepakt bij haar keel. Die plek is zo gevoelig. Daar kun je wel snel iets krijgen. Het is geëindigd doordat de beveiligers kwamen. De bewakers hebben mij losgetrokken. Het is juist dat ik eerst heb geprobeerd om haar te blijven vasthouden toen de bewakers kwamen. Het is absoluut gevaarlijk om iemand bij de keel te grijpen.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017190930-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 27- 28):
als de op 7 juli 2017 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik draaide mij om en keek richting de hoorkamer en zag dat een gedetineerde een psychologe met wie hij blijkbaar een consult had aan het wurgen was. Ik zag dat de gedetineerde de psychologe, terwijl ze op haar stoel zat, in de hoek van de kamer had gedrukt. Ik zag dat de gedetineerde de psychologe met kracht rond de hals had vastgegrepen. [betrokkene 2] is als eerste de kamer binnen gegaan. Ik zag dat [betrokkene 2] de gedetineerde van de psychologe probeerde af te trekken. De gedetineerde liet niet los en bleef als een bezetene knijpen in de hals van de psychologe. Met veel moeite kregen we de gedetineerde los van de psychologe. De gedetineerde bleef zich heftig tegen ons verzetten. Uiteindelijk kregen we de verdachte met een hele hoop collega's onder controle.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017190930-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 35):
als de op 7 juli 2017 afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik zag dat de gedetineerde recht voor haar stond. Op dat moment begon ik gelijk te rennen. In de tussentijd drukte ik op mijn pieper om mijn collega’s te waarschuwen. Ik zag dat de gedetineerde met zijn rechterhand de nek van de psycholoog beet pakte. Ik zag dat hij dit deed door hard haar strot dicht te knijpen. Ik zag de spanning op de arm van de gedetineerde zodat (het hof begrijpt: zo hard) kneep hij.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen staat naar het oordeel van het hof voorts het volgende vast. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar met één hand stevig bij haar keel heeft vastgepakt en dat zij veel kracht moest zetten met haar handen om zijn hand van haar keel te halen, hetgeen steeds niet lukte. Het was een worsteling, waarbij de aangeefster al weerloos zittende op een tegen de muur geduwde stoel geen kant op kon. De verdachte heeft deze gewelddadige keelgreep intensief en gedurende langere tijd aangelegd. Deze klemmende greep was dermate krachtig dat uiteindelijk meerdere beveiligers nodig waren om de aangeefster te ontzetten. Deze beveiligers constateren ook dat de spieren in de arm van verdachte strak gespannen stonden, hetgeen impliceert dat de verdachte aangeefster zeer stevig vast had. Na afloop was ook zichtbaar letsel in haar hals te zien. De aard en hevigheid van het door de verdachte uitgeoefende geweld, zoals hierboven uiteengezet, maakt dat een aanmerkelijke kans was ontstaan dat de aangeefster daardoor zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. Bij dit oordeel is betrokken dat de hals en de daarbinnen bevindende luchtweg en slagaders maken dat sprake is van een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ook erkend dat hij op de hoogte is van deze kwetsbaarheid. Niet kan worden aangetoond dat het volle opzet van de verdachte was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel volgt uit het bovenstaande dat hij de aanmerkelijke kans op dit gevolg willens en wetens heeft aanvaard; zijn opzet was dus in voorwaardelijke zin daarop gericht. Dat leidt tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.”
2.3
Het hof heeft onder meer vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met één hand met kracht bij haar keel heeft vastgepakt en deze gewelddadige keelgreep intensief en gedurende langere tijd heeft aangelegd, dat deze keelgreep dermate krachtig was dat meerdere beveiligers nodig waren om het slachtoffer te ontzetten en dat na afloop in de hals van het slachtoffer letsel zichtbaar was. Het hof heeft overwogen dat “de hals en de daarin aanwezige luchtweg en slagaders maken dat sprake is van een kwetsbaar onderdeel van het lichaam” en vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van deze kwetsbaarheid. Op grond hiervan heeft het hof geoordeeld dat de kans aanmerkelijk was dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen en dat de verdachte die aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. Dat oordeel is toereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 september 2021.