ECLI:NL:HR:2021:1149

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
21/00106
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgmachtiging en psychiatrisch onderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging. De betrokkene, die in deze procedure als verzoeker tot cassatie optreedt, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 6 november 2020. De rechtbank had in deze beschikking een zorgmachtiging verleend, maar de betrokkene was van mening dat er onvoldoende psychiatrisch onderzoek had plaatsgevonden en dat er geen informed consent was gegeven over de procedure. Daarnaast werd er geklaagd dat in feite sprake was van een observatiemaatregel.

De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank en constateert dat de officier van justitie in deze procedure niet is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, F.F. Langemeijer, strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld, maar komt tot de conclusie dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, aangezien het niet nodig is om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de betrokkene, waarmee de beschikking van de rechtbank Rotterdam in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van de procedurele waarborgen in zaken die betrekking hebben op zorgmachtigingen en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00106
Datum16 juli 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: C. Reijntjes-Wendenburg,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/606417/FA RK 20-8185 van de rechtbank Rotterdam van 6 november 2020.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, M.J. Kroeze en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
16 juli 2021.