Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
13 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verdachte die op 20 november 2017 in [plaats] drie rolluiken, die toebehoorden aan [betrokkene 1], heeft geprobeerd weg te nemen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft de rolluiken in een winkelwagentje geladen, maar de uitvoering van het voorgenomen misdrijf is niet voltooid. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vernielen van deze rolluiken.
Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden, maar de Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering onvoldoende is om opzet aan te nemen. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat de rolluiken op gemeentegrond lagen en dat hij ze dus mocht meenemen. De Hoge Raad concludeert dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De uitspraak van het hof is daarom vernietigd en de zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad benadrukt dat de verdachte, gezien de omstandigheden, nader onderzoek had moeten doen naar de eigendom van de rolluiken. De uitspraak van het hof is ontoereikend gemotiveerd, wat heeft geleid tot de vernietiging van de uitspraak en de terugverwijzing van de zaak.