Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
's-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1970, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De advocaat M.R. Mantz heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van het hoger beroep.
De kern van het cassatiemiddel was de klacht dat het hof ten onrechte de zaak met parketnummer 96-133218-19 buiten het hoger beroep had gehouden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte geen schriftuur met grieven tegen het vonnis van de rechtbank heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren heeft opgegeven tijdens de zitting in hoger beroep. Dit gebrek aan actie van de verdachte heeft geleid tot de conclusie dat de niet-ontvankelijkverklaring door het hof niet onjuist was.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte onvoldoende belang had bij zijn klacht, omdat niet was aangetoond dat de beslissing van het hof onjuist was. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.